Alles oké. Een kort verhaal voor BRUL!, met illustraties.

︎︎︎ Lees hier meer over dit striptijdschrift voor kinderen
Alles oké

Ik denk dat we wisten dat er iets vreemds aan de hand was toen Joris werd opgegeten door een haai en dat prima leek te vinden. Toen we de haai uit het water takelden en in zijn bek keken en we van heel ver weg, langs rijen van tanden, zijn stem hoorden: ‘alles oké! Hoef ik nu niet naar school?’
Dat Joris niet naar school wou was niet vreemd. Maar dat hij midden in de spijsvertering van een haai nog kon praten, was wel op zijn minst opmerkelijk te noemen.

De tweede aanwijzing was het huis van de buren. Het stond in brand. Eerlijk gezegd zat dat er wel een beetje aan te komen. Hoe vaak hadden we ze wel niet in slaap zien vallen op de bank, met een bord frituursnacks op schoot. Het zal dus wel die frituurpan in de bijkeuken zijn geweest, of misschien de combinatie kerstverlichting en al die sterke lampen op hun zolder. De brand was dus niet het opvallende. Het opvallende was, dat wij op de stoep in totale paniek hun namen begonnen te schreeuwen, en ze doodleuk antwoord gaven.
Ze gaven antwoord.
‘ALLES OKÉ’, riepen ze. En toen,
‘WEL EEN BEETJE WARM’.
‘WAREN JULLIE AAN HET FRITUREN?’ riep mijn vader terug. Mijn moeder gaf hem een por. En nadat de brandweer weer was vertrokken zaten de buren, met slechts enkele brandblaren op hun vingers, bij ons aan de keukentafel koffie te nippen. ‘Hebben jullie misschien iets te eten?’ vroeg de buurvrouw. Het werd best een gezellige middag. Alleen het haar van de buurman bleek niet geblust te kunnen worden. Hoe vaak hij zijn hoofd onder de kraan hield, de vlammetjes bleef oplaaien en zijn kruin roken. Hij zei er totaal geen last van te hebben.

Hoe je het ook wil noemen, toeval, het lot, een nieuw begin, aan het einde van onze levens staat altijd de Dood met een schaartje klaar om je draad door te knippen. En het begon er enorm op te lijken dat deze Dood met verlof was.
In het begin was dat fantastisch. Echt waar. Het gaf enorm veel zelfvertrouwen, zelfs Pieter-Bas kwam zónder fietshelm naar school. En ik ben voor het eerst bij touwklimmen tot het plafond gekomen, ík, met mijn hoogtevrees! Iedereen juichen natuurlijk, Nasir het hardste. En ik hing van bovenaan, uit te kijken over zijn krulletjes en zijn glimlach, toen het gebeurde. Door die krullen en die witte lach en die kuiltjes in zijn wangen en de manier waarop zijn linkerschouder opschudt tijdens het lachen, begon ik enorm te zweten. Ik verloor mijn grip en schoot los.
Tijdens het vallen dacht ik aan mijn ouders, aan hoe verdrietig ze zouden zijn en hoe treurig dat was. Ik vroeg me af of ze me een goede zoon hadden gevonden, of ik een goede broer voor Joris was geweest. En toen ik aan Joris dacht, aan hoe hij totaal ongeschonden uit het binnenste van een haai was gehaald, met slechts een paar kleine bijtplekjes die leken op de putjes in je knie als je struikelt op een grindpad, toen wist ik weer dat ik straks de vloer zou raken en gewoon weer zou opstaan, zonder moeite door kon gaan naar het vijfde uur, helaas, wiskunde van Donders.
Denk je dat je daar geen tijd voor hebt, al dat denken, tijdens het vallen? Maar tijd is geen touw, tijd is een elastiek. En terwijl de klas in een kring om mij heen stond en ik antwoordde ‘alles oké,’ en iedereen niet eens opgelucht leek maar eerder, hoe moet ik het zeggen, verveeld, toen begreep ik dat we een groot probleem hadden.
Want eerlijk gezegd, waarom zou je nog naar wiskunde gaan, als je op geen enkel moment in je leven dood zou kunnen gaan van de honger?
En het duurde niet lang voordat iedereen er zo over dacht. De klassen stroomden leeg en de scholen gingen dicht. Bureaus in kantoortuinen bleven onbezet, bussen reden niet meer. Niemand zag nog het nut in van nuttig zijn.
En zij die altijd graag het randje opzochten, zochten nog harder. Diepzeeduikers doken zonder zuurstoffles. Parachutisten lieten hun parachute thuis.
Al snel bleek het niet zo leuk om de randjes op te zoeken als er geen randjes meer te vinden zijn.
IJsbaders begonnen uit verveling hun kinderen te pesten. Een bergbeklimmer in een hoge politieke functie begon een oorlog. En hij maakte zelf ook weer een einde aan die oorlog. Want wat heb je aan een oorlog zonder slachtoffers?


Toen we op een dag de buurman hoorde gillen en hij zijn hoofd snel bluste in het vijvertje in de voortuin, wist ik dat we een probleem hadden.
Elke dag hield ik Joris nauwlettend in de gaten. Ik was extra lief tegen hem. Ik keek naar de putjes in zijn nek, of ze niet dieper waren geworden. En vanaf het moment dat ik zelf opeens wakker werd van een gebroken been, werd ik nóg liever.
Want tijd is écht geen touw.
Het is een heel vreemd elastiek.
En het vreemdste?
Dat toen de scholen en oorlogen en begrafenissen weer begonnen, er geen enkel punt is gekomen waarop Joris werd ingehaald door de haai.
Hij is oké.